top of page
Search

VRT wordt wakker

Carine Knapen

( en geeft een platform aan andersluidende stemmen )

"De overheid doet niet meer aan crisisbeheer, maar aan virusbeheer (en schendt zo ons vertrouwen)"


" Het onuitgesproken contract dat de overheid bij het begin van de coronapandemie met de bevolking heeft gesloten om aan crisisbeheer te doen, is uitgehold. Stilzwijgend gebruikt de overheid het vandaag voor een heel andere reden: virusbeheer. Dat is onrechtvaardig en gevaarlijk omdat dit het vertrouwen van de bevolking in de democratie ondermijnt, zeggen Nicolas Vermeulen, Baudouin de Hemptinne en Antoine de Halloy in de deze opinie (die eerder in Franstalige media verscheen).

Ons land zit in een impasse. Sinds een jaar leven we in België met verregaande beperkingen ter bestrijding van het coronavirus. In deze woelige periode verdienen onze democratische instellingen, die zich genoodzaakt zien dergelijke beperkingen te nemen, in eerste instantie diep respect. Politiek engagement vergt moed en doorzettingsvermogen, zeker nu.

Toch kunnen we er niet omheen dat onze overheid het "crisiscontract" dat zij impliciet met ons – de burgers – heeft gesloten in maart 2020, op minstens twee manieren heeft geschonden. Deze schending, die bovendien blijft aanhouden, brengt het gevaar met zich mee dat het vertrouwen van de burger ernstig en langdurig wordt geschaad. Van lege straten en pleinen over hamsteren in de supermarkt, zottigheden "in uw kot", applaus voor zorgpersoneel tot veel te veel doden: zo begon de coronacrisis in ons land precies 1 jaar geleden.


Eerst en vooral heeft de overheid het crisiscontract geschonden door het doel ervan zonder enig overleg te wijzigen. In maart 2020 was er een algemene uitbarsting van solidariteit en respect voor de eerste “lockdown”. Bijna unaniem waren de Belgen het erover eens alles in het werk te stellen om de ernstige noodsituatie die zich voordeed, en waarvan de verzadiging van de ziekenhuizen de belangrijkste indicator was, te bestrijden. Dit door middel van de nodige beperkingen. Het doel van het crisiscontract dat toen impliciet met de overheid werd gesloten, was "de curve af te vlakken" en aldus het aantal ziekenhuisopnames onder de capaciteit van onze gezondheidszorgsystemen te houden.

Nu echter, een jaar later, worden dezelfde of gelijkaardige beperkingen nog steeds gehandhaafd, maar worden zij met geheel andere argumenten gerechtvaardigd.


Argumenten die niet binnen het oorspronkelijk doel van het crisiscontract vallen. Onze ziekenhuizen zijn sinds november niet meer tot aan het maximum van hun capaciteit moeten gaan, de gemiddelde leeftijd van aan het virus toegeschreven sterfgevallen is 83 jaar (terwijl onze levensverwachting minder dan 82 jaar is), en we hebben bovendien in de eerste maanden van 2021 te maken met een ondersterfte, wat wijst op het veelbesproken "oogsteffect" (een periode van ondersterfte die volgt op een periode van oversterfte, red.). Dit brengt ons in een situatie waarbij het "kwantitatieve" levensverlies minder dramatisch lijkt te zijn dan het "kwalitatieve" levensverlies, in het bijzonder daar degenen die van ons heen gaan vaak door de beperkingen gedwongen worden hun laatste ogenblikken te leven in tragische eenzaamheid.


Vandaag verdedigt de uitvoerende macht de verschillende beperkingen vanuit de wens "ons te beschermen tegen een terugslag" en een hypothetische derde golf met potentieel "angstaanjagende" varianten te voorkomen. Echter, de afspraak die een jaar geleden heel bewust is gemaakt, was om de crisis te beheersen en ons uit een kritieke fase te leiden. Zonder enig echt debat is het doel van het contract nu omgevormd tot een nieuw doel: het gaat niet langer om het beheersen van een crisis, maar om de beheersing van het virus zelf en alle denkbare scenario’s die door dat virus kunnen worden gecreëerd.


Nochtans is er nooit gevraagd of opgedragen een samenleving te creëren zonder enige risico's. Terwijl de bevolking wel degelijk het vertrouwen had gegeven om een situatie te creëren waarbij onze zorgverleners alle patiënten in het ziekenhuis kunnen behandelen, heeft diezelfde bevolking geenszins opdracht gegeven om het aantal besmettingen met het coronavirus volledig naar nul te brengen. Het lijkt daarbij ook moeilijk te geloven dat de bevolking de overheid nog zou moeten informeren over het feit dat een voorspelbare toename van gezonde dragers de normale evolutie is van een pandemie in een samenleving die in leven blijft.

Dit alles heeft tot gevolg dat in de huidige situatie – zolang de eenvoudige voorzorgsmaatregelen worden gerespecteerd – de regels die mensen verbieden 's nachts zich buiten te begeven, naar het buitenland te reizen, bijeen te komen, de sociale dimensie van het onderwijs te beleven, de horeca en de culturele sector te openen, niet langer legitiem zijn. Bovendien is het "crisiscontract", net zoals het algemene contrat social tussen overheid en burgers, gebaseerd op vertrouwen. Door nu misbruik te maken van de goodwill, de solidariteit en het verantwoordelijkheidsgevoel van de burgers wordt niet alleen het gevaar gecreëerd dat vertrouwen op lange termijn te ondermijnen, maar versterkt men ook de kritiek op hoe onze huidige democratie werkt.


Doelgericht, proportioneel en in de tijd beperkt Een tweede schending van het crisiscontract bestaat erin dat de overheid de voorwaarden van het contract eenzijdig heeft gewijzigd. De uitzonderlijke maatregelen die zijn genomen om de gevolgen van de pandemie te bestrijden, zijn in strijd met veel van de fundamentele rechten die worden gewaarborgd door onze Grondwet, door de verscheidene Europese verdragen en door de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De vrijheid van vergadering, de vrijheid om zich te verplaatsen, de vrijheid van eredienst, de vrijheid van ondernemerschap en het recht op onderwijs worden bijvoorbeeld sterk ondermijnd.

Dergelijke maatregelen zijn alleen aanvaardbaar als en zolang zij doelgericht (en nuttig), proportioneel en in de tijd beperkt zijn. In België is vandaag duidelijk aan geen van deze drie criteria nog voldaan. De verregaande opgelegde beperkingen gelden voor de bevolking in haar geheel en voor een zeer breed scala aan activiteiten. De evenredigheid van de maatregelen valt daarbij ernstig in vraag te stellen, in het bijzonder gezien de neveneffecten die zij teweegbrengen zowel op economisch, psychologisch, educatief, cultureel en spiritueel vlak. De kosten-batenanalyse helt niet langer onbetwistbaar over in de ene richting. En de tijdslimiet wordt gewoon ronduit genegeerd.


De vraag stelt zich dan ook hoe men nog op geloofwaardige wijze kan beweren dat maatregelen voor een bepaalde periode worden genomen (vaak "enkele" weken), wanneer zij systematisch tot een latere datum worden verlengd, zelfs voordat de oorspronkelijke termijn is verstreken. Een tijdelijke maatregel waarvan de einddatum enkele weken van tevoren systematisch opnieuw kan worden vastgesteld, kan niet als "in de tijd beperkt" worden beschouwd. De beperking op niet-essentiële reizen naar het buitenland, die voor de zoveelste keer is uitgesteld tot 18 april, is daarvan een duidelijk voorbeeld. Deze eeuwig uitgestelde vooruitzichten dragen niet in het minst bij tot een blijvend verlies aan vertrouwen.


Wetgevende macht Voor situaties waarin de overeenkomst tussen burgers en overheid niet wordt nageleefd, bestaan er in onze moderne democratische rechtstaat verscheidene controlemechanismen. Allereerst is er de rechterlijke en wetgevende macht. Die laatste, verkozen door de bevolking, oefent – althans in theorie – rechtstreeks controle uit over de uitvoerende macht (de overheid).


Echter, dit mechanisme is zo goed als ondoeltreffend geworden. Sinds meer dan een jaar nu neemt de overheid de vrijheid om het land te besturen met louter ministeriële besluiten die het wetgevingsinitiatief van het parlement reduceren tot zo goed als onbestaande. De weinige wetsvoorstellen die worden ingediend, zijn er die eerst worden besproken tussen de partijen van de regeringscoalitie voordat zij aan de Kamer worden voorgelegd. Het wetsvoorstel inzake pandemieën vormde hier onlangs een duidelijke illustratie van.


Verder hebben burgers in principe de mogelijkheid om hun onenigheid met het bestuur te uiten in het openbaar, om bijgevolg anderen te overtuigen van de problematiek en aldus druk uit te oefenen op de overheid (het zogenaamde recht op vergadering). Maar ook hier lijkt de inspanning vergeefs; de uitvoerende macht blijft zo goed als doof voor (constructieve) kritiek. Veel intellectuelen en opiniemakers uit alle disciplines laten hun stem in de media horen om hun ongenoegen maar ook hun waardevolle suggesties te uiten, maar men slaagt er steeds in om alternatieve visies op crisisbeheer te negeren of, vaak zonder echte argumenten, in diskrediet te brengen. De moedigsten trachten vervolgens demonstraties te organiseren. Maar ook zij worden al snel gedemobiliseerd, doorgaans door het dreigen met boetes die maar al te vaak en graag worden opgelegd.

Quo vadis? De vraag die zich nu stelt is hoe we uit deze impasse komen. Enerzijds lijkt de uitvoerende macht doof voor de eisen van een groeiend deel van de bevolking dat zich bedrogen voelt in het gewijzigde contract dat haar met de overheid bindt. Anderzijds zijn de hefbomen voor democratische actie, zoals het werk van gekozen parlementariërs, de macht van de media en de publieke demonstratie, aanzienlijk verzwakt. Wat zal de uitkomst zijn voor de Belgische bevolking in wier land onderdak wordt geboden aan de instellingen van een (Europese, red.) Unie die de waarden van vrijheid en democratie zo hard wil verdedigen? Een ernstig debat dringt zich op.

__________

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. Wilt u graag zelf een opiniestuk publiceren, contacteer dan VRT NWS via moderator@vrt.be.

 
 
 

Comments


bottom of page