Hieronder de integrale tekst van de juridische dienst van de Kamer ( opgesteld en onderschreven door 1 persoon ) :
NOTA TER ATTENTIE VAN DE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN, VEILIGHEID, MIGRATIE EN BESTUURSZAKEN
Volgnummer: SJD/2021/0345 Datum: 09/11/2021 Trefwoorden: PROC - Tweede lezing (272.913)
Cc: de heer Griffier, de heer Adjunct-Griffier, mevrouw de Adjunct-Griffier, mevrouw xxx, mevrouw xxx
Betreft: Kan over het wetsvoorstel tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 28 oktober 2021 houdende de afkondiging van de epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID-19-pandemie (DOC 55 2295) een tweede lezing in commissie worden gevraagd?
Vraag van de commissie tijdens de vergadering van 8 november 2021
De afdeling Wetgeving van de Raad van State was, in zijn advies over het voorontwerp dat de wet van 14 augustus 2021 'betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie' geworden is, van oordeel dat het koninklijk besluit waarbij de epidemische noodsituatie wordt afgekondigd geen reglementair karakter heeft en bijgevolg niet voor advies moet worden voorgelegd aan de afdeling Wetgeving. Daaruit volgt, nog steeds volgens de afdeling Wetgeving, dat een voorontwerp van wet tot bekrachtiging van dat besluit geen materiële wet is in de zin van artikel 3, § 1, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State (hierna RvSt-wet), in deze zin dat daarbij evenmin een nieuwe rechtsregel vastgesteld wordt, en dat dergelijk besluit evenmin om advies aan de afdeling Wetgeving moet worden voorgelegd (DOC 55 1951/001, 102-104). De afdeling Wetgeving verduidelijkt in voetnoot 142 van het advies dat de uitzondering impliciet is (ze is immers niet uitdrukkelijk opgenomen in artikel 3, § 1, eerste lid, van de RvSt-wet), zoals er nog andere uitzonderingen zijn op de adviesbevoegdheid van de afdeling Wetgeving van de Raad van State, waarin de gecoördineerde wetten op de Raad van State niet uitdrukkelijk voorzien, maar die als zodanig erkend wordt wegens de niet-reglementaire aard van het koninklijk besluit dat in een welbepaald geval bekrachtigd moet worden. Zoals de afdeling Wetgeving in een vroeger advies het meer algemeen stelde (met verwijzing naar haar adviespraktijk en rechtsleer): “De in artikel 3, § 1, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State voorkomende opsomming van ontwerpen die van het raadplegingsvereiste worden uitgesloten, vormt slechts een illustratie van het beginsel dat teksten zonder een eigenlijk algemeen normatieve draagwijdte niet om advies aan de afdeling Wetgeving behoeven te worden voorgelegd."
Volgens dezelfde redenering is een tweede lezing in commissie over het voorstel tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 28 oktober 2021 niet mogelijk: de opsomming in artikel 82, nr. 1, vierde lid, van het Reglement is immers wat de teksten betreft die het voorwerp kunnen uitmaken van een tweede lezing grotendeels de woordelijke overname van de categorie van uitzonderingen die worden opgesomd in artikel 3, § 1, eerste lid, van de RvSt-wet ( met toevoeging van de wetsontwerpen houdende instemming met een verdrag en de voorstellen van naturalisatie ) en is in dit verband een illustratie van het beginsel dat over teksten zonder een eigenlijk algemeen normatieve draagwijdte geen tweede lezing in commissie mogelijk is. Dat is logisch gezien het doel van de tweede lezing, zoals het werd toegelicht bij de herziening van artikel 76 van de Grondwet: "Het doel van de tweede lezing moet integraal gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit van de wetgeving."
Besluit: over het wetsvoorstel tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 28 oktober 2021 houdende de afkondiging van de epidemische noodsituatie betreffende de coronavirus COVID19-pandemie (DOC 55 2295) kan in commissie geen tweede lezing worden gevraagd.
Dus....
omdat het voorontwerp van wet ter bekrachtiging van het KB waarbij de noodtoestand uitgeroepen wordt geen reglementair karakter heeft en hiervoor niet op voorhand het advies moet ingewonnen worden van de wetgevende kamer van de TRaad van State en
omdat het voorontwerp van wet ter bekrachtiging van het K.B. geen materiële wet is zoals bedoeld door art.3 § 2 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State oordeelt één persoon binnen de juridische dienst van de Kamer dat er geen tweede lezing kan gevraagd worden ???
Dit is een wel zeer bijzondere hersenkronkel. Dit staat nl. nergens vermeld. Niet in het Reglement van de Kamer ( zie vorige post ) en ook niet in de gecoördineerde wetten.
Art.3 §1 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State bepaalt :
"[Buiten het met bijzondere redenen omklede geval van hoogdringendheid en de ontwerpen betreffende begrotingen, rekeningen, leningen, domeinverrichtingen en het legercontingent uitgezonderd, onderwerpen de Ministers... aan het met redenen omkleed advies van de afdeling wetgeving de tekst van alle voorontwerpen van wet, decreet, ordonnantie of van ontwerpen van reglementaire besluiten.
Dit artikel gaat dus enkel over de verplichting tot en de gevallen waarin een advies van de wetgevende kamer een advies dient aan te vragen bij de wetgevende kamer. Als een besluit als niet reglementair wordt beschouwd moet er geen advies gevraagd maar wat dat betekent niet dat er geen tweede lezing kan gevraagd worden door Kamerleden.
De reglementering inzake een tweede lezing staat in het Reglement van de Kamer en is niet voor interpretatie vatbaar. Hieronder nogmaals de relevante bepaling van het Reglement. Artikel 83 : Na de stemming over de artikelen van een wetsontwerp of - voorstel gaat de commissie, op verzoek van een commissielid, of, ingeval het een door de Senaat naar de Kamer teruggezonden wetsontwerp betreft, op verzoek van een derde van de commissieleden, over tot een tweede lezing. Zodanig verzoek moet worden gedaan uiterlijk onmiddellijk na de stemming over het laatste artikel in eerste lezing.
Het wetsontwerp tot ratificatie van het KB van 28.10.2021 is aan de Kamer voorgelegd ter stemming. Deze wet zal een algemene draagwijdte en gevolgen hebben voor de ganse bevolking en de economie. Een wet primeert op een KB. Kortom, als er geen wet is verliest het KB haar rechtskracht. De wet is dus WEL een materiële wet waarvoor het democratisch proces moet gerespecteerd worden.
Het feit dat de regering/ de ministers zich steunt ( en zich indekt ) op basis van het advies van 1 jurist die hiermee het Parlement en het democratisch proces volledig buiten spel zet, zegt genoeg over het gebrek aan ernst. Het is de zoveelste aanfluiting van onze democratische rechtstaat die weer volledig uitgehold wordt en dit al zeker nu er helemaal geen noodtoestand bestaat.
Wiens agenda wordt hiermee gediend ?
Comments